Een roman met zo'n prachtige en intrigerende titel vraagt om zo snel mogelijk gelezen te worden, dan liefst nog in (quasi) één ruk op een koude, regenachtige, mistroostige lentedag.
Op de achterflap staat een citaat van hem - niet afkomstig uit het verhaal en dus daarom geen spoiler - die meteen met de deur in huis komt vallen: die deur is echter bijna volledig weggerot en het huis is een krot waarvan de fundamenten het elk moment van kunnen begeven: 'De mens is eenzaam en hulpeloos. Hij leeft in een vijandige wereld waarin hij niet thuishoort. Dat weet hij zelf ook: dat kun je aan zijn gezicht zien.' Op zich niets nieuws onder de pessimistische zon, al is de manier waarop Hedeyat deze grondgedachte overbrengt 'second to none'. (U vergeeft me deze flauwe rijm hopelijk wel).
Over dat gezicht dat boekdelen spreekt gesproken; uitgerekend daarover vond ik een van de krachtigste beschrijvingen terug:
In mijn ogen zag ik een koortsige, vermoeide uitdrukking, als de ogen van een gekweld kind. Mijn gezicht straalde onthechting en gewichteloosheid uit, alsof alles wat met deze aarde, met zwaartekracht en mensen te maken had in mij was opgelost. - 'No Longer Human' - net niet in de letterlijke zin van het woord, grappig genoeg heb ik vandaag naast dit werk, ook die van Osamu Dazai besteld - het moest gewoon.
Het leven zou net zoals lentedagen een vreugdevol geschenk moeten zijn, al is daar in dit werk in de verste verte geen sprake van: het leven was ooit eens de moeite, als spelend kind voordat het onschuldige doorprikt werd door het besef dat uitgerekend dit de wereld is die we ervan afgebracht hebben en de kaarten die je toebedeeld werden bij voorbaat een verlies in het verschiet hebben liggen. Na regen, kwam bijtende zure regen die eigenlijk nooit echt gestopt is, die paar zonnestraaltjes (opium en alcohol) ten spijt want het zijn pleisters op een gapende, etterende wonde - en die zure regen blijft maar komen. Hedayat lijkt nóg een stap verder te gaan in zijn misantropisch nihilisme: zelfs het 'mens-zijn' verafschuwt hij met een gevoel die in een onverklaarbare diepte in zijn hart schuilt.
De Blinde Uil een werk is waarvan je weet dat je het zal willen herlezen om te trachten wat zaken te verhelderen. De eerste veertig bladzijden (eerste deel) vond ik het sterkst doordat er een kafkaiaanse sfeer geschept terwijl je totaal geen idee hebt wat je eigenlijk aan het lezen bent... In het tweede deel keren we dan halfslachtig in retrospectie terug, maar ook weer niet: momenten van luciditeit zijn al even neerslachtig als wanneer het hek van de dam is en de geest de vrije loop gaat. Het laatste deel dat amper twee bladzijdes omslaat omhult het werk in een nevel van onduidelijkheid, maar dan op die adembenemende manier die stil blijft doorzinderen.
De tijd verstreek. Een paar minuten, een paar uur, een paar eeuwen, weet ik veel. - fantastisch cynische zin die me op dat moment goed aan het lachen bracht. Want wat weet hij wel nog? Bitter weinig, vandaar dat hij steeds in herhaling valt en zijn omgeving op krampachtig dezelfde wijze blijft beschrijven; het zijn die laatste paar houvasten die langzaam en onvermijdelijk wegebben. Het leven zat al van het begin niet mee; maar waarom moest het dan nog eens zo aan toe? Maar de goden (als ze al bestaan) geven geen antwoorden. Ziekte kwelt hem op een wijze die je zelfs je ergste vijand niet zou toewensen: fysiek is hij een tikkende tijdbom, mentaal begeeft hij zich op een hellend vlak, oscillerend tussen waanzin en nóg meer waanzin - en het spook der schizofrenie komt ook steeds vaker in dat donker kamertje ronddolen, nachtmerries zijn de kers op de taart. Zelfmoord hoeft al niet meer, moord wel.
Voor alle duidelijkheid: het macabere zit hem in het kernachtige van de protagonist. Dit is een roman waar op typische wijze "weinig in gebeurt" en die het o.a. moet hebben van ijzersterke filosofische passages (hier over de dood) en levenservaringen en -opvattingen die unheimlich (sur)realistisch aanvoelen. De mens is nu eenmaal een heel rekbaar wezen, wie geluk heeft kan het nihilisme omzetten in een vorm van absurdisme (of zal zijn toevlucht zoeken in het geloof in iets), wie echter pech heeft; wordt op genadeloos pijnlijke wijze overgelaten aan het nietszeggende. Hedeyat trekt op meesterlijke wijze die laatste gedachtengang tot in haar uiterste consequentie door.
Wordt vervolgd na herlezing...
