Omdat Graham Greene zich niet goed uit kon drukken in een filmscript, besloot hij dit verhaal toch maar in de vertrouwde romanvorm te gieten. Het boek verscheen pas een jaar na de film, waardoor het gemakkelijk over het hoofd gezien wordt in z'n literaire oeuvre. Extra aandacht ging naar visuele elementen, zoals het reuzenrad in het Prater en het riolennetwerk. Er zijn verschillen met de film, zoals het einde en enkele namen en dialogen, maar de grote lijnen zijn gelijk.
Zoals meestal bij Greene zit er een element van internationale politiek in. Het naoorlogse Wenen was ingedeeld in vier sectoren die onder controle stonden van de V.S., het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en de Sovjetunie. Het was de beginperiode van de Koude Oorlog, dus was die vierde sector, aan de andere kant van het kanaal, erg afgescheiden en geschikt als schuiloord.
Als ik-verteller leidt kolonel Calloway de lezer in een kurkdroge stijl het verhaal binnen. De protagonist is Rollo Martins, die een amateuronderzoek voert naar het mysterie rond de "derde man". Dit mondt uit in een verrassende ommekeer en een climax waar een geurtje aan zit.
De gelaagde personages bezitten tegenstrijdige eigenschappen, die aan hun voor- of familienaam gekoppeld worden. Martins wordt geconfronteerd met het dilemma of hij Harry Lime, tegelijk schurk en jeugdvriend, moet verraden. Voor psychologische verdieping zorgen enkele herinnerings- en fantasiescènes. Ruïnes, bruine kroegen en sneeuw vormen een sfeervolle omgeving. Het is een spannende en goed geconstrueerde thriller met een historische en ethische dimensie.