Littekens in de ziel: laten die sporen na op de huid, het uitwendige? Iedereen is, op zijn of haar manier, gehavend in ‘Boven water’, maar alleen wat zich boven het oppervlak bevindt, kan waargenomen worden. Ogenschijnlijk vier doorsnee mensen plaatst Atwood in deze roman bij elkaar, om naderhand bloot te leggen hoe ze, al lang geleden, stuk voor stuk uit elkaar zijn gedreven, zijn ge- en verscheurd.
Centraal volgt de lezer de neurose van een vrouw, die radicaal met haar beklemmende verleden brak en zich in een nieuw, minstens even verstikkend heden stortte. Trauma’s stapel(d)en elkaar op en worden met mondjesmaat bij naam genoemd. Uiteindelijk krauwt Atwood de taal zelf open. Het hele boek lang is de stijl feminien: (soms gezochte) metaforen, gebruik makend van opsommingen die als het ware een ademnood proberen opwekken, erg gericht op een gevoelsmatige ervaring bij de lezer. Daarbij stuiten de “filosofische inzichten” van de ik-figuur soms wat tegen de borst, alsof de schrijfster zichzelf te weinig een halt heeft toegeroepen, te weinig vraagtekens heeft durven plaatsen bij wat er staat.
Hoe komt het eigenlijk dat dit uiteenlopende gezelschap deze trip gezamenlijk onderneemt? Atwood laat een en ander blanco, waardoor de onderhuidse spanning weliswaar aanwezig blijft, maar waardoor de lezer ook voeling met het verhaal verliest – de identificatie wordt nooit volledig. De plot is overigens teveel gericht op de ontsporing en wat zich voltrekt om die teweeg te brengen, neemt op den duur soap-proporties aan. Daarnaast voelt ‘Surfacing’ wel degelijk aan als een twee generaties oud literair product, met een politieke ondertoon die Atwood weliswaar met de glimlach doorprikt (via de figuur van David), maar waarmee anderzijds ook wordt geheuld (het thema van de teloorgang, de idylle die niet kon blijven duren).
Een geheimzinnig boek blijft ‘Boven water’ tot het einde, maar er stijgt – voor mij – weinig uit op. Atwood heeft een heel broos gegeven (een verleden aan diggelen, een mens die met drijfzand onder de voeten in het leven staat) willen inbedden in een grandioze setting, maar in de aanleiding voor de duik in de diepte kan de lezer moeilijk komen (vanwaar dat rotsvaste geloof in de vader?) en de lezer heeft de neiging de teugels wat te laten vieren, misschien omdat Atwood het verhaal ook situeert in een oord helemaal weg van de wereld. Iets onaards blijft rond deze pocket hangen, als je zijn vredig aanschijn op de salon gade slaat, maar daar blijft het ook bij.
2,75*