Er bestaan boeken die een soort blauwdruk nalaten. Ze worden meestal gelezen wanneer je nog niet al te gepokt en gemazeld bent, wanneer dat mild cynisme enkel de kop opstak wanneer je een paar punten tekort kreeg bij een examen van Chemie.
De lectuur van
Generation X is zo'n ervaring. Zestien, zeventien was ik. Communicatie was een spelletje, je hoefde je dagelijks brood niet te verdienen met glad gepolijste, bloedeloze zinnen. Er kon in je vriendenkring reserveloos gegrapt worden met mercantiele zinsconstructies. Je woordenschat was je eigen speelterrein, concessies werden niet gemaakt. Er mocht geouwehoerd worden, idiote zinskronkelingen werden op applaus onthaald.
En plots las je in de krant een artikel over een Canadees, die een roman geschreven had over
"vertellen in de woestijn". Het interview an sich stond vol meligheden, warrige oneliners en tegelwijsheden. Toch triggert er iets ...
De openingszinnen hebben het over jarenlang sparen voor één vliegtuigreis, om toch maar eens een zonsondergang te zien midden de wolken. Ik schreef het al: wollig.
Generation X omarmt de geëikte marketing tools (sloganeske schrijfstijl van Coupland), gaat ermee aan het knutselen, weekt
the other side los van de ironie. Er wordt gevlucht
naar de woestijn, niet
weg ervan. Klein nuanceverschil
Couplands personages knutselen zichzelf een bestaan. Net zoals je kunt kiezen tussen een slagschip en een vlot. Het vlot is een bric-à-brac, wendbaar op open zee. Het slagschip is consciëntieus geconstrueerd, maar verdraaid moeilijk gekeerd
