
Grundlegung zur Metaphysik der Sitten - Immanuel Kant (1785)
Alternatieve titel: Fundering voor de Metafysica van de Zeden
Duits
Ideeƫnliteratuur
102 pagina's
Eerste druk: Hartknoch,
Frankfurt am Main (Duitsland)
Dit boek van Immanuel Kant is een onderdeel van een groter geheel van Kant zijn moraalfilosofisch oeuvre. Dit is het eerste ethische geschrift van Kant en legt (zoals de titel het zelf zegt) een fundering voor het latere 'Kritik der praktischen Vernunft' (1788) en 'Die Metaphysik der Sitten' (1797). In dit boek zoekt Kant de achterliggende principes van de ethiek met als doel een Copernicaanse revolutie te ontketenen in de moraalfilosofie door het morele niet te zoeken in externe factoren (heteronomie) maar, door de rede, in de mens zelf (autonomie). Ethiek is dus niet empirisch te bestuderen maar uitsluitend in de (autonome) rede zelf. Kant begint met de oude Griekse indeling in de filosofie. Hij stelt dat deze indeling correct is behalve het principe waarop ze gebaseerd is moet verduidelijkt worden. Het boek gaat dieper in op deze indeling. Kant verdeelt de ethica in een praktische antropologie dat gebaseerd is op empirische gegevens en in een rationeel gedeelte namelijk de moraal, waarbij de moraal, als metafysisch begrip, noodzakelijkerwijs aan de antropologie vooraf gaat, a priori wordt opgelegd aan de werkelijkheid. Kant gaat op zoek naar de achterliggende, funderende en universele principes van de ethiek. Hij vindt dit principe in de plicht, die gebaseerd is op de goede wil. Men moet om moreel goed te zijn leven in overeenstemming met de zedelijk wet omwille van de wet. Als de motivatie anders is dan is de overeenkomst louter toevallig maar kan het gedrag nooit consequent moreel zijn en wordt er een foute grondslag gemaakt voor de ethiek. Hieruit kan je afleiden dat er een algemeen principe nodig is om consequent moreel te zijn.