Zoals je een veilige haven in kan varen, vlak na een angstaanjagende storm. Zoals je een warme omhelzing van een dierbare na tijden van eenzaamheid kan krijgen, precies op het juiste moment, zonder er woord aan vuil te maken. Zo zijn de boeken van John Steinbeck voor mij een vertrouwd toevluchtsoord geworden. Als ik behoefte heb aan relativering, als ik er weer even herinnerd moet worden dat het allemaal wel meevalt, dan kan ik me heerlijk verliezen in de creaties van Steinbeck. De liefde voor alles wat leeft, vooral de ongecompliceerde liefde voor datgene wat zo weinig kans maakt in de wereld, voor alles wat niet voor zichzelf lijkt te kunnen opkomen, diegenen die aan de rafelrandjes van de samenleving moeizaam voortploeteren, voor het achteloze dierenrijk dat overgeleverd aan de grillige wetten van de natuur ondanks alles altijd weer, alsof het een andere keuze heeft, zijn weg weet te vinden. En die natuuromschrijvingen komen zo weinig voor in de literatuur tegenwoordig maar zijn zo doeltreffend. Als de beslommeringen van al de mensen in die verdoolde bus van het verhaal langzaam duidelijk worden dan is er een passage als deze:
“Wezels en bontgekleurde waterslangen maakten hun hol in de greppels langs de weg, onder het hoog opgeschoten onkruid en in de avond kwamen de vogels er drinken. In de lente zaten veldleeuweriken de hele ochtend op de oude hekken en floten hun jodelend liedje. En op herfstavonden zaten houtduiven op het prikkeldraad, vlak naast elkaar over een afstand van mijlen en hun gedragen roep klonk over die mijlenlange afstand. ’s Avonds zweefden de geitenmelkers langs de greppels op zoek naar hun buit en in de duisternis speurden de kerkuilen naar konijnen. En als er een koe ziek was, zaten de grote, lelijke aasgieren op het oude hek en wachtten op de dood.”
En wat betekenen die nutteloze, o zo menselijke problemen dan nog? Is het niet zo dat we ook zelf na een lange strandwandeling of een verfrissend ochtendje slenteren in het bos, onze perikelen op die plek achterlaten? Wat het in het verhaal doet: het schept afstand, het relativeert. Opeens worden de al te menselijke perikelen rond de verdoolde bus gedegradeerd tot wat ze zijn: banaliteiten. nietszeggende stormen in kleine glazen water.
Waar gaat het verhaal dan over? Uiteenlopende personen komen samen in een bus die vlak voor een brug onder een onstuimige rivier stil komt te staan. Steinbeck schildert een kleurrijk palet aan hoofdpersonen. Waar het in eerdere boeken die ik van Steinbeck las werkte, komt het hier minder goed uit de verf. Er zijn te veel hoofdpersonen. De focus ontbreekt. Dat maakt het verhaal minder krachtig dan het had kunnen zijn. Nergens, het is Steinbeck ten slotte, daalt het niveau zover dat ik het boek heb willen wegleggen. Maar ik kan niet anders dan erkennen dat dit niet het beste boek van Steinbeck is.