Al enige tijd ben ik bezig om langzaam het werk van John Steinbeck te ontginnen, om zijn lang geleden geschreven boeken onderdeel van mezelf en mijn kleine leventje te maken, om ze opnieuw waarde te geven in een tijd die erom vraagt. Ja, grote, wellicht groteske woorden voor het lezen van een aantal boeken van een schrijver die je toevallig goed vindt. Maar laat me ze maar gebruiken, laat me er alsjeblieft mee weg komen, want in de ten eerste prachtig geschreven boeken van Steinbeck meen ik bovendien waarden te vinden die het niet verdienen alleen in het verleden te schuilen, maar die zich in het hedendaagse daglicht veel vaker mogen tonen. Ik vond ze ook in dit boek: The Winter of our Discontent.
Nou, kom maar op dan, hoor ik je zeggen. Laat ik voorzichtig beginnen met uit te leggen dat het even heeft geduurd voordat dit boek me te pakken had. Steinbeck wisselt in dit boek mijmeringen van de hoofdpersoon af met levendige dialogen en dit doet hij op superieure wijze. Straks laat ik iets zien over de mijmeringen, want het waren vooral die beweeglijke dialogen waaraan ik moest wennen. Je voelt als lezer dat in die dialogen het belangrijkste niet wordt gezegd, dat je tussen de regels moet doorlezen om te weten te komen wat er zich daadwerkelijk tussen de personages afspeelt, maar wat dat is kom je vaak pas later of helemaal niet te weten. Er wordt in de dialogen weinig uitgelegd. Dat maakt de gesprekken realistisch, authentiek. Het zorgt ervoor dat je het idee hebt dat je gesprekken staat af te luisteren. Knap gedaan.
Veel van die gesprekken vinden plaats in een kleine supermarkt in New England, de winkel van Ethan Allen Hawley. Ethan stamt uit een van oudsher rijke familie maar door een slechte investering van zijn vader is de familie geld en aanzien kwijt geraakt. Maar Ethan is geld nooit het belangrijkste geweest. Voor zijn vrouw en kinderen is dit anders. “Daddy, when will we be rich?” Ethan begint na te denken over het belang van geld en begint zich af te vragen of zijn waarden (eerlijkheid, trouw, vriendschap) geen ouderwetse zijn en als hij een lucratief aanbod krijgt is de vraag wat zwaarder weegt.
En het is hierin, in het zichtbaar maken van de strijd van de eenling tegen de beloftes van de macht, in de overpeinzingen van een hoofdpersoon op zoek naar datgene wat juist is, waar Steinbeck zich een meester toont. “And if I should put the rules aside for a time, I knew I would wear scars but would they be worse than the scars of failure I was wearing? To be alive at all is to have scars.” Steinbeck maakt het piekeren tastbaar. Zo slaapt Ethan ’s nachts slecht, in tegenstelling tot zijn vrouw. Steinbeck beschrijft hoe Ethan zijn vrouw observeert terwijl ze slaapt. Hij maakt hiermee zijn jaloezie voelbaar waardoor je als lezer niet alleen voelt hoe vervelend de slapeloosheid voor Ethan moet zijn, maar waardoor je als lezer ook meteen weet dat Ethan degene is die lijdt, dat hij voor een keuze staat, niet zijn vrouw. En de manier waarop dit beschreven wordt is simpelweg schitterend.
“My wife, my Mary, goes to her sleep the way you would close the door of a closet. So many times I watched her with envy. Her lovely body squirms a moment as though she fitted herself into a cocoon. She sighs once and at the end of it her eyes close and her lips, untroubled, fall into that wise and remote smile of the ancient Greek gods. She smiles all night in her sleep, her breath purrs in her throat, not a snore, a kitten’s purr. For a moment her temperature leaps up so that I can feel the glow of it beside me in the bed, then drops and she has gone away. I don’t know where. She says she does not dream. She must, of course. That simply means her dreams do not trouble her, or trouble her so much that she forgets them before wakening. She loves to sleep and sleep welcomes her. I wish it were so with me. I fight off sleep, at the same time craving it.”
En als de slaap niet komt dan kiest Ethan er regelmatig voor om er niet zinloos op te gaan wachten. Voorzichtig stapt hij dan uit bed en loopt hij door het stadje, zoals op een koude de avond waarop de vrieskou grip krijgt op de straten. “The usual nightfolk, the cats, don’t like to walk on frost. I remember once, on a dare, I stepped out barefoot on a frosty path and it felt like a burn to my feet. But now in galoshes and think socks I put the first scars on the glittering newness.”
Ethan vraagt zich af of hij nog grip heeft op de situatie en langzaam lijkt het alsof er iets begint te knagen, of er kleine scheurtjes in zijn muur van normen en waarden beginnen te ontstaan. Was hij wel goed genoeg voor deze wereld? Was hij niet té goed voor deze wereld? Moest hij niet meer van zichzelf gaan eisen?
“It’s as though events and experiences nudged and jostled me in a direction contrary to my normal one or the one I had come to think was normal – the direction of the grocery clerk, the failure, the man without real hope or drive, barred in by responsibilities for filling the bellies and clothing the bodies of his family, caged by habits and attitudes I thought of as being moral, even virtuous. And it may be that I had a smugness about being what I called a “Good Man”.”
Ethan is universeel en stijgt boven New England en zijn eigen milieu en zijn eigen tijd uit. De geloofwaardigheid en relevantie van de hoofdpersoon, een man die een bijna naïef idealisme hoog probeert te houden, maar ondertussen amper opgewassen is tegen de druk van buitenaf, is ook nu nog evident. Hoevelen van ons zijn niet op zoek naar het groenere gras aan de andere kant van de schutting? Steinbeck had een gave, een bijzonder vernuft om met zijn pen onder de huid van alledaagse mensen te kruipen, om alomvattende vragen te stellen aan diegenen die amper invloed op de antwoorden hebben. En daarom blijf ik spitten, blijf ik in zijn werken wroeten om antwoorden te vinden op nog steeds relevante vragen. En ik heb geluk, ik weet dat er nog belangrijke werken liggen te wachten. Grapes of Wrath, East of Eden. Ja, er liggen nog genoeg schatten voor me begraven. Wat heeft een mens tenslotte nodig om gelukkig te zijn? Dit lentezonnetje, een kop koffie en goed boek. Veel meer toch niet?