Dit boek is trouwens behoorlijk autobiografisch.
Hermans werd geboren in het Diaconessenhuis aan de Overtoom in Amsterdam. Hij groeide op in een Amsterdams onderwijzersgezin. Zijn oudere zus werd hem altijd tot voorbeeld gesteld, vooral door zijn vader, maar Hermans bleef in haar schaduw staan. Zijn vader zei hem dat hij niets kon, dat hij meer op zijn zus Corry zou moeten lijken. Hij haatte haar. Zijn zus zou echter slechts 21 jaar oud worden. Toen de Duitsers in mei 1940 Nederland binnenvielen, pleegden zij en haar neef Piet Blind, met wie ze een geheime relatie had, zelfmoord. Deze gebeurtenis veranderde Hermans' leven in meerdere opzichten. Hij was 18 toen zijn zuster stierf en op dat moment eindigde zijn jeugd. De dood van zijn zus markeerde ook een ander punt: de oorlog. Op het moment dat Nederland capituleerde pleegde zij zelfmoord. Het zou goed kunnen dat dit voor de jonge Hermans aanvoelde als verraad. Toen het erop aankwam, gaf zij op. De oorlogsjaren en de zelfmoord van zijn zus versterkten het beeld dat hij van de wereld had: dat de wereld chaotisch is.
Zijn gevoel van achterstelling, miskend zijn en de traumatische ervaring van de zelfmoord van zijn zus zijn waarschijnlijk van grote invloed geweest op de ontwikkeling van zijn schrijverschap. Het is in ieder geval een veelvuldig terugkerend thema in zijn werk. Verwijzingen naar de zelfmoord van zijn zus komen in twee romans duidelijk voor: in Ik heb altijd gelijk (1951) en in Herinneringen van een Engelbewaarder (1970).