Nooit eerder las ik een roman van Philip Roth. Het enige boek wat ik eerder van hem las was Patrimony, autobiografisch van aard, over het leven en de dood van zijn vader. Waarom dan niet eerder een roman? Roth was toch een van de belangrijkste Amerikaanse schrijvers van de afgelopen decennia? Ja, en daarom heb ik ook een aantal keren op het punt gestaan om aan een roman van hem te beginnen. Iets hield me tegen. Een vaag vermoeden dat het tegen zou vallen, dat het te droefgeestig zou zijn.
Toch begon ik aan Verontwaardiging. Hier was wel doorheen te komen, dacht ik. Dit is te overzien. En terwijl ik aan het lezen was werd ik overdonderd door de fantastische stijl van Roth. Maar laat ik niet meteen op de zaken vooruit lopen en eerst het verhaal schetsen. We lezen het verhaal van Marcus Messner, zoon van een slager die vanuit een veilig, overbezorgd nest in New Jersey, de weide wereld invliegt en op een universiteit in de Mid-West belandt. Het wordt een soort coming-of-age verhaal, maar vliegt door het schrijven van Roth alle kanten op. Zo blijkt na een tijdje dat de plek waar de ik-persoon (Marcus dus) zich bevindt een hele andere te zijn dat je als lezer verwacht had. De manier waarop Roth dit soort elementen in het verhaal verweeft is briljant. Zo worden de studenten, de leraren en de universiteit en het tijdsbeeld prachtig weggezet. Het zijn de jaren ’50. Amerika bevindt zich in de Korea oorlog. Onder studenten leeft de angst om van school getrapt worden, om in het leger te eindigen. De paternalistische manier waarop het bestuur van de universiteit omgaat met de studenten wordt in een meesterlijke scène (waarbij Marcus kotsend in de kamer van de decaan staat) te kakken gezet door Roth. Zo creëert de schrijver overal in het verhaal ruimte om het betuttelende en bekrompen Amerika een spiegel voor te houden. Daarbij wordt ook de moeizame vader-zoon relatie prachtig neergezet. De overbezorgde vader die op afstand zijn zoon het liefste nog zou willen besturen, iets wat zijn zoon onbedoeld steeds verder bij zich vandaan drijft.
En dan de schrijfstijl. In eerste instantie lijkt alles in evenwicht, lees je Marcus als een bescheiden, ondoordachte jongen. De manier waarop hij denkt, waarop hij spreekt, waarop hij twijfelt is in evenwicht. Maar Roth is er een meester in om dat evenwicht soms los te laten, waardoor je soms het gevoel krijgt alsof je even helemaal de controle kwijtraakt. Bijvoorbeeld bij de kotsende Marcus in de kamer van de decaan. Of als hij de brief van een meisje leest en zegt dat hij “haar handschrift (had) gedronken. En dan gaat hij verder. “Ik had haar naam gegeten. Ik moest me bedwingen om niet het hele ding te eten.” Gevoelens beschrijven is niet genoeg. Het moet tastbaar worden. Papier moet opgevreten worden. Eten moet uitgekotst worden. Dit, ja, met name dit, is wat me het meest opvalt bij het lezen van dit boek van Philip Roth. Het maakt dat ik honger krijg naar meer, dat ik zin heb om al zijn boeken te verslinden, op te vreten totdat ik ze niet meer hoef, totdat ik ze ergens in de hoek van de kamer uitkots, om daar te laten liggen zodat ik ze, al was het maar door de ondraaglijke stank ervan, niet snel meer hoef te vergeten.