Een hoogst enkele keer maar kon ik onder mijn werk met iemand een praatje maken en met hem een en ander over mijn bestaan als paleisklokkenmaker vertellen.
Dit boek van Hermans verdient een stuk meer aandacht en ook behoorlijk wat meer status. Want 'Een Heilige van de Horlogerie' is gewoon een bescheiden meesterwerkje.
Het boek gaat over Constantin Brueghel, de zoon van een naar Frankrijk geëmigreerde Nederlander en een Franse vrouw. Nadat hij zijn studie filosofie afsloot met de scriptie Tijd en duur en hem duidelijk was geworden dat hij geen aanleg had voor de kaasmakerij van zijn ouders volgde hij zijn oom op als klokkenmaker. 1473 klokken in het totaal, verdeeld over maarliefst 294 zalen in een paleis, dat in 1831 gebouwd is door een naamloze hertog. Voordat de hertog overleed had hij ervoor gezorgd dat, wat er ook gebeurde, zijn gigantische klokkencollectie intact gehouden zou worden. Dat is dus de taak van hoofdpersoon Constantin Brueghel, die hij uiterst serieus neemt.
Dan komt Louise - die sprekend lijkt op actrice Louise Brooks - en ze spreken wat af. Kort hierna komt Constantin erachter dat Louise al een vriend heeft: wethouder Ménard, een communistische miljonair. Vanaf dat moment
gaat alles bergafwaarts voor Constantin, maar wordt het boek alleen maar beter.
Constantin’s tas met sleutels om de klokken mee op te winden wordt gestolen. Zijn oom helpt hem door reservesleutels te geven maar zelfs hij blijkt weinig vertrouwen meer te hebben in de verzameling. Enkele dagen later is er een fikse overstroming in de buurt, wat tot gevolg heeft dat allerlei Rode Kruis-medewerkers en daklozen bij het paleis worden geplaatst. Er ontstaat een flinke chaos, er worden allerlei klokken meegenomen en kapotgemaakt en zelfs de grote klok op de zolderverdieping waarover de oude legende zei dat zo zwaar was dat het onmogelijk was hem te verplaatsen, wordt afgebroken. Tot Constantin’s grote verbazing blijkt de klok hol, en blijkt de mythe dus niet te kloppen. Flink teleurgesteld, omdat hij nu inziet dat zijn plannen om de collectie uit te breiden nooit verwezenlijkt kunnen worden, gaat hij op aanraden van zijn baas op vakantie naar zijn moeder in Parijs. Als hij in de bus richting Parijs zit ziet hij de auto van wethouder Ménard, waar ook Louise in zit. Deze zwaait met de eerder gestolen citybag die alle sleutels bevat en Constantin denkt dat ze deze heeft gevonden en terug wil geven bij het station. Hij stapt uit de bus, gaat naar het station maar daar eenmaal aangekomen blijken ze er niet te zijn en ook niet te komen. Alsnog komt het niet bij hem op dat zij misschien de tas hebben gestolen.. Geweldig, dat
blinde , of beter,
het niet willen zien.
Dat is een van de pluspunten van het boek; Hermans de lezer continu het gevoel geeft dat we met hoofdpersoon met een totale anti-held te maakt hebben, zonder dat dit werkelijk zwart op wit wordt gezegd. De opzet - een eenzame klokkenmaker die onvoorstelbaar veel klokken per week opwindt en verder bijzonder weinig beleeft – is vindingrijk en sluit naadloos aan bij de eenzame sfeer die wordt gecreëerd. Constantin leidt een monotoon bestaan en doet niets hier verandering in te brengen. Hij windt elke week dezelfde klokken op, voornamelijk in ruimtes die geen enkel mens behalve hij betreedt. En de klokken die wel door mensen worden bezorgen enkel ergernis: de ambtenaren ergeren zich enorm aan het lawaai dat de klokken produceren. Elke week van Constantin is dus een letterlijke herhaling van de vorige, hij zet dezelfde klokken op hetzelfde moment op dezelfde tijd, en dat terwijl de werkelijke tijd altijd blijft doorgaan. Het leven van de hoofdpersoon is compleet repetitief en heeft nauwelijks nut, elke week van zijn leven als klokkenmaker is inwisselbaar voor een andere (hij leeft als het ware als een klok), terwijl de werkelijke tijd altijd vooruit blijft gaan.
Het taalgebruik van het boek is sober en niet ingewikkeld maar toch is het boek erg zorgvuldig geschreven en mooi van taal. Gooi daar Hermans’ kenmerkende ongeloof in de wereld en mensheid gecombineerd met zijn kenmerkende zakelijke schrijfstijl, schitterende woordkeuze en bijtende cynisme bij en we hebben met Een heilige van de horlogerie een boek om niet snel te vergeten. Het vindingrijke en originele uitgangspunt maken toch iets unieks van het boek, ook al is dat wat er met de hoofdpersoon en de zijnen gebeurt verre van origineel, zeker als Hermans’ eerdere werken al bekend zijn. Dat is dan ook meteen het smetje op het boek, stiekem hoopte ik op een einde dat me nog enigszins wist te verrassen, maar dat was waarschijnlijk ook teveel van het goede geweest voor dit relatief onbekende boek van Hermans.
Als Constantin Brueghel zichzelf dan op een gegeven moment vergelijkt met de grote filosoof Spinoza, die ook tevreden was met een eenvoudig beroep (brillenslijper) krijg je eigenlijk enkel medelijden met de hoofdpersoon. Spinoza staat ver na zijn overleden nog steeds te boek staat als een grote filosoof . Constantin
is zelfs tijdens zijn leven een totale nobody.
Dikke vier sterren. Tot slot nog een toepasselijk citaat uit het boek.
Huiverend sprak ik een agent aan:
“Waarvoor staat u hier? Ziet u niet dat de klokkencollectie van het paleis wordt gestolen?
“Meneer,” antwoordde hij “vandaag hebben we andere zorgen aan ons hoofd”