Eugenides speelt een boeiend spel met subjectiviteit en objectiviteit in deze geschiedenis over de collectieve zelfmoord van de zusjes Lisbon. De anonieme verteller verhaalt er decennia later over als ware het een whodunnit met bewijsstukken en terugblikken op wie, wanneer, wat deed. Dat brengt een unheimische sfeer met zich mee, alsof in deze voorwijk niets ongezien kon blijven, niets vergeten kon worden. Niet in de laatste plaats door de spionerende jongens zelf:
“”July, two years ago,” said Joe Hill Conley, identifying the last time we’d seen the halter. On a very hot day, Lux had worn it outside for five minutes before her mother had called her back in to change.”
De bijna alziende blik die zo ontstaat reikt soms tot in de slaapkamers van de beschermd opgroeiende zusjes. Van de beschreven intimiteiten is niet meer vast te stellen of ze nog feitelijk zijn of ontsproten aan de fantasie van de verteller. De alziende blik heeft geen grip op dit mysterie. De paar feitelijke puzzelstukjes over het zelfmoordrama laten zich niet tot een duidelijk geheel leggen. In een verhaal dat heel erg draait om kijken en bekeken worden, is het vertelperspectief onversneden ‘male gaze’. Tot op het verontrustende af. De nog altijd ongeremde adoratie voor de dode meiden nijgt naar necrofilie. De verteller lijkt zich daarvan bewust, als hij rept over het schuldgevoel dat opkomt wanneer hij naar de benen van een van de overleden zusjes staart. Het navrante is dat het vooral bij veel kijken blijft, dat de tragedie wellicht mede een gevolg is van de afzijdige houding van de buurt.
Bepalend voor de sfeer van het boek is dat van meet af aan duidelijk is dat de zusjes Lisbon zelfmoord hebben gepleegd. Alle clichés over suburbia, high schools en prom balls, worden zo toegedekt met een deken van zwaarmoedigheid. Eugenides is sterk in het gebruik van ruimtelijke elementen in symbolische zin. Van het rioolstelsel en de bomen aan de straat als verbindende elementen, tot de begraafplaats waar doodgravers staken en men uitkijkt over hectaren platgegooide huizenblokken. De stijl is bondig en veel gericht op zintuigelijke waarneming: naast observaties zijn dat ook vele beschrijvingen van geuren, immers een onlosmakelijk onderdeel van ons geheugen.