Een interessante leeservaring, zo’n tweetalige dichtbundel met uitgebreide toelichtingen. Ik las steeds zowel het Franse gedicht, voor de sfeer en de ‘muziek’, als de vertaling, voor de woordelijke betekenis, en de toelichting voor de context. Tezamen maakt het een levensloop in gedichten, van iemand wiens gedachtewereld je gaandeweg steeds beter meent te leren kennen. Baudelaire (her)schreef dan ook een goed deel van zijn korte leven aan deze bundel. Zo komen we gedichten tegen over zijn zeereis als adolescent en aanraking met het exotische, diverse liefdes, het straatleven in Parijs, en steeds weer de neerslachtigheid waar hij onder gebukt ging.
Het aansprekende in de gedichten is het afwijkende gevoel voor esthetiek. Baudelaire belicht vaak de lelijke, onaanzienlijke kant, niet zelden het macabere, en laat dat botsen met het verhevene. In een van de gedichten beschrijft hij minutieus een wegrottend kadaver, daarbij associaties makend met het liefdesspel, om zich dan tot zijn vriendin te richten:
Ja! Ook jij zult zo zijn, na’t laatste sacrament,
Jij die de kroon draagt van het schone,
Wanneer je tussen bloeiend gras en botten bent
Geborgen waar de wormen wonen.
Het heeft vaak iets provocerends, maar de schoonheid die hij in verval zag, maakt toch een heel andere blik dan ik gewend ben als het gaat om esthetica in vroeger tijden. Die beleving past denk ik best goed bij die van veel moderne lezers, al gaat het weer te ver Baudelaire modern te noemen. Hij staat duidelijk in de romantische traditie, wat zich uit in hoogdravende emoties en taalgebruik, en zijn werk zit vol culturele en artistieke referenties die de gemiddelde hedendaagse lezer er niet meer uit zal halen. Maar goed, in dat laatste voorziet deze uitstekende uitgave dan ook, daarmee de rijkdom van Baudelaire’s poëzie optimaal belichtend.