Toen ik in
José Saramago - Het Verzuim van de Dood (2005) een paar keer las dat Marcel Proust de dood aan het voeteneind van zijn sterfbed zag verschijnen in de gedaante van een dikke, in het zwart geklede vrouw, kreeg ik weer zin om iets van hem te lezen. De eerste 2 boeken van zijn 7-delige serie Op zoek naar de Verloren Tijd behoren bij de beste die ik gelezen heb, maar gaandeweg het derde boek en uiteindelijk bij aanvang van het 4de haakte ik volledig af. Zodra Marcel het society leven ingaat, worden er 100den pagina's soirees beschreven met eindeloze dialogen tussen tal van karakters, en ik vond het ver-schrik-ke-lijk. Vandaar dat ik nu een sprong naar dit laatste deel maakte, die de hoogste waardering in de gehele reeks heeft op Goodreads. Helaas strandde ik ook hier weer. Niet door soirees, maar wel door te veel hak op de tak beschrijvingen die voor mij focus miste. Misschien dat ik het boek later nog een keer oppik, maar tot die tijd, hierbij een klein stukje, want die Prous kan wel schrijven hoor:
In die uitzonderlijke dagen waren alle huizen donker. Maar met het voorjaar daarentegen, soms, van tijd tot tijd, de politiereglementen trotserend, doemde er een particulier hotel op, of alleen een verdieping ervan, of zelfs alleen maar een kamer op zo'n verdieping, die de luiken niet dicht had, en zich geheel alleen overeind leek te houden tegen ontastbare donkerte, als pure lichtprojectie, als een onstoffelijke verschijning. En de vrouw die je, opkijkend naar de hoogte, in die gulden schemer onderscheiden kon, kreeg in die nacht waarin je verdoold was en waarin zijzelf leek opgesloten, de geheimzinnige, versluierde toverachtigheid van een visioen uit de Oriënt. Dan liep je weer verder, en niets onderbrak meer het gezonde, eentonige, landelijke stappen door het duister.