Begin jaren negentig was ik nog geabonneerd op de Primeur; een leuk krantje speciaal voor de jeugd dat wekelijks verscheen, maar dat vanwege tegenvallende verkoopcijfers in 1992 helaas alweer ter ziele is gegaan. Eigenlijk viel ik met mijn 17 jaar net buiten de doelgroep (12 tot 16-jarigen), maar goed.. Ook lezers konden artikels inzenden die, als je geluk had, werden geplaatst in een aparte lezersrubriek. Ik stuurde regelmatig iets op en tot mijn grote vreugde werden mijn stukjes, op een paar uitzonderingen na, nog geplaatst ook. Van de columns die Joost Zwagerman voor deze jongerenkrant schreef en die voornamelijk over popmuziek gingen, werd een selectie gemaakt en gebundeld in dit boek. Toen ik las dat Zwagerman net als ik een voorliefde had voor de wereldster Madonna besloot ik hem, via de redactie van de krant, wat eigen schrijfsels toe te sturen, met de vraag wat hij ervan vond. Korte verhaaltjes over dingen die mij toen zoal bezighielden: Sylvia Plath, Pop-Art, maar voornamelijk over Madonna. Tot mijn grote verrassing lag er een paar weken later een brief op de deurmat van niemand minder dan Joost Zwagerman zelf: een getypte brief van nog geen 5 zinnen kort, de handtekening was wel handgeschreven. Een vrij complimenteuze brief, waardoor ik even op een roze wolk zat en geloofde dat ik de volgende George Orwell zou gaan worden.
Jaren later heb ik de brief weggegooid, waar ik achteraf gezien wel een beetje spijt van heb. Daar zat verder geen specifieke reden achter, het had meer zoiets van: ach, het is maar een brief.. Ook de Primeurkrantjes heb ik weggegooid.