Van zwart haar moet 'k zo huilen.
Van blond krijg ik 't benauwd...:
ach! vind je 't erg als jij vannacht
je bromfietshelm ophoudt?
Capitaine Mobylette uit
Geen bloemen
Die gedichten van Lévi Weemoedt kon ik altijd wel waarderen, en deze verhalenbundel is ook een prettige verrassing.
Zo trekt Weemoedt in
Campera obscura als een heuse Cees Nooteboom met een fotograaf voor het tijdschrift Avenue door de Verenigde Staten.
Hij ergert zich kapot aan de verplichte vrolijkheid van de Amerikanen:
...mensen met het verstand van een korte broek en het optimisme van een lange.
De redelijk functionerende schrijver Lévi verandert in
De geschiedenis van een dip in een zielig hoopje mens omdat zijn geliefde kopijpapier niet meer verkrijgbaar is, en het er alle schijn van heeft dat hij moet overstappen op de computer.
In
Een Drentse idylle treffen we behalve veel gefoeter op het instituut VVV een beschrijving aan van de auteur die, heel romantisch, een stukje gaat paardrijden met mevrouw Weemoedt.
Dit is het minste verhaal uit de bundel, want de schrijver is op zijn best als het een beetje wringt, zoals in de overige 8 verhalen.
Het boek eindigt met
Het nut van Lodesteijn, waar we zien hoe de werkloze leraar Klassieke Talen op zoek gaat naar een baan.
Een poging tot inschrijving bij een uitzendbureau levert wel een kopje koffie op:
'Hoe drink je het?'
'Als de toekomst,' zei Lodesteijn in een poging tot ontspanning. 'Zwart met niks erin.'
In de toekomst ga ik nog wel eens een bakkie Weemoedt doen.