menu

Kinder- und Hausmärchen - Jacob Ludwig K. Grimm en Wilhelm K. Grimm (1815)

Alternatieve titels: De Sprookjes van Grimm | Volkssprookjes | Sprookjes voor Kind en Gezin | De Ongeschminkte Grimm | Alle Sprookjes van Grimm | Grimm. Volledige Uitgave van de 200 Sprookjes Verzameld door de Gebroeders Grimm

mijn stem
4,35 (30)
30 stemmen

Duits
Verhalenbundel
Sprookje

884 pagina's
Eerste druk: Georg Andreas Reimer, Berlijn (Pruisen)

De 'Kinder- und Hausmärchen' is de verzameling van 201 sprookjes en 10 kinderlegenden aangelegd door de gebroeders Grimm en uitgegeven vanaf 1812. De sprookjes van Grimm zijn verreweg de bekendste sprookjes in Europa. Iedereen kent de verhalen over Sneeuwwitje, het prinsesje dat moest vluchten voor haar boze stiefmoeder en bij de zeven dwergen terecht kwam; en Hans en Grietje die door hun ouders achtergelaten werden in het bos en bij een peperkoekhuisje terecht kwamen waar een heks met minder goede bedoelingen woonde. Of Roodkapje die koekjes bij haar zieke oma ging brengen en onder invloed van een boze wolf kwam; of de zeven geitjes die ook door een wolf belaagd werden.

zoeken in:
avatar van the Cheshire cat
5,0
'Sprookje van iemand die erop uittrok om te leren griezelen' is een van de mooiste sprookjes die ik ken. Het is een diepzinnig, occult sprookje met een tamelijk onverwacht einde en zo begint het:

Een vader had twee zonen. De oudste was verstandig en slim en wist zich in elke situatie te redden, maar de jongste was dom. Hij begreep nooit iets en kon niet leren, en als de mensen hem zagen, zeiden ze: 'Met hem zal die vader nog heel wat te stellen krijgen!'

Het komt buitengewoon vaak voor in sprookjes: de vader die drie zonen had. Het zijn er hier voor de verandering eens twee, maar de uitgangspositie blijft hetzelfde natuurlijk: de verstandige en de domme mens worden tegen elkaar uitgespeeld en onze sympathie ligt al bij het lezen van de eerste regels aan de kant van de jongste zoon. De domoor is geen onbekende in sprookjes; we zien hem als oprecht en integer en hij wordt steevast de held van het verhaal.

Wat misschien wel het leukste is aan dit sprookje zijn de onbevreesde reacties van de hoofdrolspeler op enge situaties. Als hij aan het begin van het sprookje midden in de nacht de kerktoren moet beklimmen om de klok te luiden ziet hij op de trap, tegenover het galmgat, een witte gedaante staan. Het is de koster die zich heeft verkleed als spook, in de hoop dat de jongen zal schrikken en zo leert te griezelen. Maar de jongen is nauwelijks onder de indruk en roept onverschrokken: 'Wie is daar? Geef antwoord, of maak dat je wegkomt!' Geërgerd omdat de gedaante maar niets terugzegt en niet weg wil gaan, duwt hij het spook ten slotte van de trap, die tien treden naar beneden valt. Maar niet gevreesd, de koster overleeft de val en breekt alleen een been.

Voor mij persoonlijk gaat het sprookje over compassie. Na het voorval met de koster stuurt de vader zijn nietsnut van een zoon weg en geeft hem vijftig daalders mee. De jongen trekt de wijde wereld in en overal waar hij komt klaagt hij: 'Kon ik maar griezelen!' Een man hoort dat en zegt tegen de jongen dat hij de nacht moet doorbrengen bij de galg met de zeven gehangenen, dan leert hij wel wat griezelen is. Als het de jongen lukt krijgt de man zijn vijftig daalders. De jongen vindt alles prima als hij maar leert griezelen. Hij gaat onder de galg zitten en maakt een vuur aan, maar 's nachts als het koud is krijgt hij medelijden met de zeven gehangenen die schudden in de wind. Hij zet een ladder tegen de galg en haalt ze alle zeven naar beneden, waar hij ze bij het vuur zet zodat ze zich kunnen warmen. Even later in het sprookje keert dit weer terug, met het dode neefje en met de katten in het betoverde kasteel...

In een herberg hoort de jongen van een betoverd kasteel. Als hij daar drie nachten durft te waken, wordt hij rijk en trouwt hij de dochter van de koning. De jongen neemt de uitdaging aan en tijdens de eerste nacht, als hij in zijn kamer zit, krijgt hij bezoek van twee katten:

Tegen middernacht wilde hij zijn vuur een beetje aanwakkeren en terwijl hij erin zat te blazen, klonk er plotseling geschreeuw in een hoek: 'Au, miauw! Wat hebben wij het koud!' 'Ach zotten,' riep hij, 'wat schreeuwen jullie nou? Als jullie het koud hebben, kom dan bij het vuur zitten om je te warmen!' En toen hij dat gezegd had, kwamen er twee grote zwarte katten met een geweldige sprong naar hem toe. Ze gingen aan weerskanten naast hem zitten en keken hem met hun vurige ogen woest aan. Na een poosje, toen ze zich gewarmd hadden, zeiden ze: 'Vriend, wat dacht je van een spelletje kaart?'

Maar dan verschijnen er uit alle hoeken en gaten zwarte katten en zwarte honden aan gloeiende kettingen, steeds meer en meer, die verschrikkelijk krijsen en op zijn vuur trappen, en de jongen slaat ze dood en smijt het gespuis naar buiten, de vijver in. Als hij weer alleen is blaast hij in de vonken zodat het vuur weer oplaait en terwijl hij zich warmt ziet hij in de hoek een groot bed staan. Moe gaat hij erop liggen, dan begint het bed door het hele kasteel te rijden...

In de belevingswereld van het kind is de kat de vrouwelijke tegenhanger van de hond, de koe van het paard, de kraai van de raaf en de vos van de wolf. Deze vondst is overigens niet ontsproten uit mijn eigen geniale brein, maar uit dat van de Zwitserse psycholoog Marie-Louise von Franz die zeer wijze boeken heeft geschreven over de betekenis van sprookjes. Zij was een medewerkster van Jung.

Het einde heeft nog een kleine verrassing in petto omdat de jongen - eenmaal getrouwd (het huwelijk symboliseert de harmonie tussen het mannelijke en het vrouwelijke) en vele proeven doorstaan - nog altijd niet weet wat griezelen is. Maar het kamermeisje weet daar wel iets op, ze loopt naar de beek die door het slotpark loopt, haalt er een hele emmer vol grondels uit en 's nachts wanneer de jongen slaapt trekt zijn gemalin zijn deken weg en giet de emmer koud water vol grondels over hem heen, zodat de kleine visjes om hem heen spartelen. De jonge koning wordt wakker en in een triomfkreet van liefde roept hij uit: 'O, wat griezel ik, wat griezel ik, lieve vrouw! Ja, nu weet ik wat griezelen is!' Het doet mij sterk denken aan de vrolijke uitbarsting van Ebenezer Scrooge aan het slot van 'A Christmas Carol'. Het heeft haast iets orgastisch als je 't mij vraagt. Was het begin van het sprookje, met de vader en twee zonen en het ontbreken van een moeder, nog zuiver mannelijk, het sprookje eindigt juist weer zeer vrouwelijk.

Je hoeft geen psychologie gestudeerd te hebben om de diepere lagen in sprookjes te zien, maar om ze goed uit te kunnen leggen is er wel enige psychologische kennis nodig natuurlijk. Ik ga me er zeker niet aan wagen, er zijn ongetwijfeld mensen die dat veel en veel beter kunnen. Zoals Marie-Louise von Franz dus. Ook een boek over de symboliek in sprookjes dat ik kan aanraden is 'Er Was Eens... Er Is Nog' van C.J. Schuurman, waarin ook dit sprookje wordt besproken met een interessante theorie over de relatie tussen griezelen en erotiek: In het griezelen wordt men zich vaag bewust van de triomferende kracht van het leven, zoals die leeft in alle erotiek. Schuurman kreeg naamsbekendheid als de psychiater van Gerard Reve.

Au, miauw!

Gast
geplaatst: vandaag om 08:53 uur

geplaatst: vandaag om 08:53 uur

Let op: In verband met copyright is het op BoekMeter.nl niet toegestaan om de inhoud van externe websites over te nemen, ook niet met bronvermelding. Je mag natuurlijk wel een link naar een externe pagina plaatsen, samen met je eigen beschrijving of eventueel de eerste alinea van de tekst. Je krijgt deze waarschuwing omdat het er op lijkt dat je een lange tekst hebt geplakt in je bericht.

* denotes required fields.

Let op! Je gebruikersnaam is voor iedereen zichtbaar, en kun je later niet meer aanpassen.

* denotes required fields.