Een teveel aan fantasie of wellicht een gebrek aan fantasie
In ‘We zijn misschien niet alleen. Ufo’s toen en nu’ beschrijft auteur Taede A.Smedes (TAS) bij aanvang waarom hij zich ondanks waarschuwingen op het heikele terrein van ufo’s waagt. Onder meer omdat ufo’s de laatste jaren wereldwijd in toennemende mate in het nieuws komen. De Amerikaanse overheid heeft aangegeven ze serieus te nemen, maar in Nederland zou grote onwetenheid over dit onderwerp bestaan.
Ook maakt de auteur voor het eerst zijn eigen waarneming kenbaar wat, bekent hij, best kwetsbaar voelt.
Het boek is voornamelijk op de waarnemingen in VS georiënteerd en slechts enkele kleine gedeelten op Nederland of andere delen in de wereld.
Net als in een
ander werk van TAS inventariseert hij de geschiedenis van het ufo fenomeen, waarbij een meer en mindere kleurrijke lijst van waarnemingen tot aan mensen die aangeven buitenaardse wezens te hebben gezien en/of contact hebben gehad. Hoewel deze beschrijvingen heel anders zijn dan die van TAS wordt de diversiteit van de waarnemingen heel duidelijk, het maakt voor mij ook de kwetsbaarheid duidelijk over ‘ufo’ gekkies. O.m. kan het verklaren waarom het in een taboesfeer is gekomen, in 1969 heeft de Amerikaanse luchtmacht met het Condon rapport (in het openbaar) besloten alle interesse in het ufo fenomeen te laten varen.
Eerlijk gezegd kan ik me tot halverwege pagina 80 wel iets erbij voorstellen, zijn bepaalde waarnemingen een ver van mijn bed show.
Tot onthullingen in New York Times in 2017 werd door het Pentagon volgehouden dat ufo’s geen zaak zijn van Amerikaanse defensie.
Het wordt voor mij interessant wanneer naar buiten komt dat het Pentagon wel belang toont en waarom ofwel door welke waarnemingen. Dit keer wordt ridiculisering weggelaten in de pers, ook in Nederland. TAS duidt hoe het Pentagon rapport geïnterpreteerd kan worden. Eerlijk gezegd viel ik er bijna van in slaap.
TAS besluit zijn boek met uitzicht op een zee van onwetenheid met onder meer geïnventariseerde hypothesen en speculaties en de noodzaak van een open geest. Sommige hypothesen zijn wederom verder van mijn bed. Vind ik het daarom een slecht boek? Nee, maar ik moet me wel steeds voor ogen houden dat het inventarisaties van ideeën zijn niet noodzakelijk ideeën van TAS. Misschien daarom wel vind ik dit een treffend citaat uit een boek over ufo’s en wetenschap: Het probleem is niet zozeer van natuurkundige of kosmologische aard maar filosofische aard. Het heeft ook niet zozeer te maken met een teveel aan fantasie, zoals sceptici vaak beweren, maar ironisch genoeg duidt het wellicht op een gebrek daaraan.
Vanwege mijn moeite met het lezen van sommige gedeelten, ofwel slaapverwekkend ofwel bij vlagen het beroep op mijn wankele inleving:
2,5*