‘Wie is de mens’ is een filosofisch geschrift van rabbijn Heschel. In de jaren ‘50 en ‘60 was het existentialisme volop onder de aandacht van de filosofie en theologie. Daarbij denk ik o.a. aan Erich Fromm en Paul Tillich. De vragen: wie ben ik, wat is de zin van het leven, wat is vrijheid, wat is waarlijk mens zijn, werden in deze naoorlogse jaren met dringende urgentie opnieuw gesteld. Daarbij ook de tijd waarin de humanistische psychologie doorbrak.
Heschel is in zekere zin beïnvloed door Heidegger en Kierkegaard, maar volgt zijn eigen weg, die, zoals we van een rabbijn mogen verwachten, een bijbelse ondergrond heeft. De mens is niet zelf de bron van zingeving, die is gegeven door de schepper. Leven is een antwoord geven op de vraag die de schepper-God aan de mens stelt. Het abstracte spreken over ‘de mens’ is ook wel typerend voor de theologie, filosofie en psychologie van die dagen. Er werd vooral naar het gemeenschappelijke, het universele gezocht. Een sterke behoefte om tot een definitie te komen. Een positiebepaling in de nieuwe tijd. In een nieuwe wereld. Na een vreselijke oorlog en in een nieuw Amerika.
De opbouw van het boek, dat ontstaan is uit drie lezingen op de Stanford Universiteit, is op het eerste gezicht eenvoudig, maar bij nader inzien geen gemakkelijke kost. De zinnen zijn volgeladen met gedachten, vaak als aforismen, en vragen geregeld om herlezing. In relatief weinig bladzijden wordt veel gezegd.
Abraham Heschel was theoloog-filosoof, het een niet minder dan het ander. Pure theologie bestaat in het jodendom niet. Het gaat steeds om het verband tussen Schrift-uitleg en dagelijks handelen. Dogmatische studie hoort daar niet bij. De nadruk op handelen verklaart ook de grote maatschappelijke betrokkenheid van de auteur. In de jaren ‘60 was Heschel persoonlijk bevriend met Martin Luther King en betrokken bij zijn beweging voor burgerrechten. Hij kon bij deze maatschappelijke ontwikkeling in Amerika niet aan de kant blijven staan.
Een politiek manifest is dit boek overigens niet. Het is vooral een mystiek onderzoek naar de mens, de mens met alle gevoelens van verwondering over het leven, de raadsels en tegenstrijdigheden, de motivaties en de hindernissen.
“Het belangrijkste probleem van de mens is niet zijn, maar leven. Leven betekent op kruispunten staan. Er schuilen veel krachten en neigingen in het zelf. Welke richting moet ik kiezen? is een vraag waarvoor we ons keer op keer gesteld zien.”
Mystiek en handelen, daarom draait het in dit boek. De rabbijn ziet een groot verschil tussen rekenen mét een transcendentie, een bovengestelde God of leven zónder. Leven is leven vanuit een opdracht, een roep om deze opdracht waar te maken, en dat niet op eigen houtje.
“Het leven is een partnerschap tussen God en de mens; God staat niet los van onze vreugde en ons verdriet. Hij staat er niet onverschillig tegenover. Authentieke levensbehoeften van lichaam en de ziel van de mens zijn Gods zorg. Daarom is het menselijk leven heilig.”
Ondanks de soms wat te abstracte filosofische toon, een prachtig boek met veel zinnen om over na te denken. De schrijver wilde dit werkje met toespraken verder uitwerken tot een uitgebreidere studie, zoals hij in zijn voorwoord schrijft. Dat verder uitgewerkte boek is er echter nooit gekomen. Ik weet niet of dat jammer is. Het kernachtige spreekt me juist aan.
Rabbijn Heschel wist in 1939, net voor de Duitse inval, uit Warschau te ontkomen naar Engeland en van daaruit naar de Verenigde Staten, waar hij hoogleraar werd. Vele van zijn naaste familieleden werden vermoord door het nazi-regime. Het is onvoorstelbaar hoe hij toch zo’n in wezen positief mensbeeld wist te behouden. Hij had meer aandacht voor het geheim dan voor de verklaring van het leven. Van nihilisme is in zijn werk geen sprake. Hij leefde de droom van God. Een hoopvolle boodschap.
In een mooie Nederlandse vertaling is het boek in 2022 verschenen bij uitgeverij Skandalon in Middelburg.