Begin jaren ‘50 hield de vrijzinnig-hervormde hoogleraar M.A. Beek voor de V.P.R.O.-radio (toen nog met ‘puntjes’) een serie toespraken voor een breed publiek over het Oude Testament. Dit boek vormt de uitwerking van deze radiopraatjes.
In 1946 had hij aan de UvA zijn voorganger opgevolgd, hoogleraar Joodse studies Juda Lion Palache, die in 1944 in Auschwitz was vermoord. Beek, die altijd al een voorliefde had voor de Hebreeuwse bijbel, kreeg als leeropdracht: Oud-Hebreeuwse letterkunde, de uitlegging van het Oude Testament en de geschiedenis van de godsdienst van Israël. Tot 1974 bleef hij doceren aan de universiteit.
Met al zijn deskundigheid was Martinus Beek een man die eenvoudig sprak en warm voorstander was van democratisering van kennis. Hij maakte deel uit van de vertaalcommissie van het Nederlands Bijbelgenootschap die in 1951 de nieuwe bijbelvertaling presenteerde. (de NBG-vertaling).
Beek wordt wel gezien als grondlegger van de ‘Amsterdamse School’, een omgaan met de bijbel die opgang maakte in de jaren ‘60 aan de theologische faculteit van de Universiteit van Amsterdam.
Het ging er in deze richting om de bijbelse verhalen uit de historische context te halen en te lezen als verhaal met zeggingskracht. Beek was een gemoedelijk man, die scherpslijperij schuwde. De latere vertegenwoordigers van de Amsterdamse School waren nogal eens te betrappen op een activistische stijl, wilden 'heilige huisjes' omver trappen, naar de toenmalige mode marxistisch geïnspireerd. Beek zou zich in zo’n klimaat weinig thuis gevoeld hebben. Hij had eigenlijk drie zaken op het oog in de omgang met de bijbel: eerbied voor God en zijn Woord, respect voor de bijbelse verhalen, die een stuk oosterse cultuur met zich meedragen en vaak niet kloppen met onze perceptie (het literaire aspect) en de ruimte om daar zelf van te denken wat je wilt. Zoveel is immers nog niet duidelijk.
Met veel gevoel voor taal is dit boek geschreven. Door de jaren heen heeft de auteur de tekst waar nodig aangepast en bij de tijd gebracht. Zelf heb ik de zesde druk in huis, van 1969. Een prachtig boek.
In zijn woord vooraf zegt de schrijver:
“ Het was mijn taak de luisteraars in Nederland te bereiken, onafhankelijk van ieders confessie. Daarom streefde ik naar heldere informatie en trachtte ik de hoofdzaken van de bijzaken te onderscheiden. Omdat ik de hoorders en daarna de lezers niet wilde vermoeien met ‘de een zegt dit en de ander zegt dat’ heb ik vaak knopen doorgehakt. De ingewijde, die een nadere argumentatie vraagt kan die van me krijgen, maar voor ingewijden sprak ik niet in de eerste plaats.”