Grootse onderwerpen uit de actualiteit hebben me maar heel zelden bovenmatig geïnteresseerd. Of het nu gaat om impactvolle gebeurtenissen of populaire ideeën, meestal geven hedendaagse blikken een 'incompleet' gevoel waarmee het lastig is op een bevredigende manier kennis van zaken te nemen. Liever verdiep ik mij in onderwerpen waarnaar kan worden gekeken met wat meer afstand in tijd, omdat de kans daarbij veel kleiner is dat politieke spelletjes of individuele voorkeuren een rol gaan spelen. In die zin kan ik me erg vinden in de visie van Ken Burns, een van mijn favoriete Amerikaanse documentairemakers, die bij zijn onderzoeken naar bepaalde periodes of gebeurtenissen ten minste een kwarteeuw terug in de tijd gaat omdat die tijdsafstand dan een belangrijk aandeel kan hebben in de objectiviteit van de verslaggeving.
Afstand in tijd is er ook als het gaat om hetgeen het boek 'The Comanche Empire' van Pekka Hämäläinen tracht te beschrijven. Interessant wordt het daarbij al meteen bij de titel, want die bestaat uit een woordcombinatie die in de loop der jaren maar weinig is gebezigd. Lange tijd stonden Comanches immers vooral bekend als een 'indianenstam'. Nu kun je je afvragen in hoeverre dat een eervolle benaming betreft en een omschrijving als 'inheemse natie' zou misschien al wat respectvoller zijn, maar een 'imperium' is niet het eerste waar je aan denkt wanneer je je een voorstelling maakt van (de reikwijdte van) een van de volkeren die het Amerikaanse continent bewoonden aan het begin van de tweede helft van het vorige millennium.
Maar dat de auteur niet te beroerd is om zijn uitlatingen te onderbouwen wordt in dit boek wel snel duidelijk. In die zin mag hij best lang van stof worden genoemd en bang zijn dat hij ergens kort door de bocht gaat is nergens voor nodig. Hij is überhaupt niet geneigd zich in allerlei bochten te wringen om een bepaald punt te maken en is juist bijzonder recht voor zijn raap, zowel met zijn stellingen als zijn argumentatie, of het nu de niet al te vaak aangehaalde algemeen geaccepteerde feiten betreft of zijn boute uitspraken, die (soms ietwat provocatief) de boventoon voeren gedurende het boek. Maar hoewel de voornaamste drijfveer van dit boek het rechtzetten van een te partijdig vertelde geschiedenis is, is de schrijver gelukkig niet vervallen in overcompensatie. En dat lijkt me een minder voor de hand liggend gegeven dan men geneigd is te veronderstellen, want soms dreigt dat wel een natuurlijke reactie te zijn wanneer bepaalde personen of groeperingen onrecht is aangedaan. Nu kan het heilig verklaren van zwartgemaakten een uitstekend effect hebben, maar binnen deze studie is daarvoor terecht geen plaats.
Het lezen van dit soort studieboeken is overigens een vak apart. Nou ja, een vak is misschien wat overdreven, maar het vergt wel een andere instelling dan het doorsnee boek dat je uit de schappen van een bibliotheek of boekwinkel haalt. Ook binnen de afdeling non-fictie zijn maar weinig boeken zo droog en ‘matter of fact’ opgeschreven. Die laatstgenoemde Engelse uitdrukking bestaat ook niet voor niets natuurlijk en beschrijft juist heel precies met welke schrijfstijl we hier te maken hebben. En op zich zijn de lange zinnen qua opbouw niet onnodig ingewikkeld en prima leesbaar, maar het zo breed mogelijk uitgerekte vocabulaire zorgde hier en daar wel voor wat horten en stoten. Het boek kan zich op dat gebied gevoelsmatig prima meten met werken uit de 19e eeuw, die juist zo veel verschillende woorden lijken te kennen omdat ze zo gedateerd zijn.
Maar goed, moeilijk taalgebruik of niet, het doet altijd deugd ergens waar vakmanschap in te herkennen. Of dat nu is in vakwerkverbindingen, een tot in de puntjes verzorgd kapsel, een kunstig tatoeage of een zeer verzorgd historisch verslag. Dit boekwerk, bijvoorbeeld, mag zonder twijfel als een knap staaltje vakwerk worden bestempeld, want er valt nauwelijks ergens een speld tussen te krijgen en het slaagt volledig in wat het probeert te bereiken: een lezer terdege informeren. Echt levendig is het niet geschreven, want het blijft overal feitelijk van toon, maar er wordt wel degelijk een beeld geschetst van hoe de levens er uit hebben gezien. De voornaamste bronnen komen nu eenmaal van buiten het Comancherijk en hoewel best goed gewoontes en dagelijkse bezigheden in kaart kunnen worden gebracht, waant de auteur zich niet te concreet in de hoofden van de hoofdpersonen zelf en weet hij te voorkomen dat hij er op los speculeert. Daarvoor is hij simpelweg te serieus met zijn vak bezig.
In grote lijnen wordt een chronologische volgorde gehanteerd, maar door per hoofdstuk vanuit een bepaalde invalshoek naar het imperium te kijken, weet Hämäläinen niet te voorkomen dat bepaalde periodes zo nu en dan opnieuw moeten worden benoemd en zo ontstaat soms de indruk dat hij in herhaling valt. Nu is in die gevallen vaak snel genoeg merkbaar dat bij de betreffende herbeschrijving de aandacht ergens anders op wordt gevestigd, maar toch zorgen die stukjes er af en toe voor dat de voortgang van het geheel voor het gevoel wat stokt. Anderzijds heeft het feit dat het een tijdje duurde voor ik het boek uit had er vooral mee te maken dat het nogal van mijn humeur afhing of ik er wel tijd voor wenste te maken, want bij zin in iets luchtigs viel de keuze al gauw op iets anders.
Als het op de inhoud aankomt valt uit dit boek zelfs voor de grootste deskundigen nog iets te leren. Dus voor een geïnteresseerde leek is de informatie die hieruit kan worden ontleend overweldigend. Mijn eigen kennis over de Comanches beperkte zich voorheen tot wat namen en algemeenheden, en dan vooral met betrekking tot een bepaalde tijdspanne (laten we zeggen van de jaren 1840 tot het desastreuze eind van die eeuw). Dankzij deze studie zijn daar een hoop wetenswaardigheden bijgekomen, met name dus over het tijdsbestek van voor de uiteindelijke verbrokkeling van het rijk. En dat pas vlak voor de helft van het boek de eerste noemenswaardige personen vanuit de Verenigde Staten hun intrede doen, is op basis van wat er feitelijk te vertellen valt misschien niet eens onlogisch, maar op de een of andere manier verwacht je dat niet direct wanneer je een boekwerk opent dat er met dank aan een Amerikaanse universiteit is gekomen.
Om meer te weten te komen over de beginperiode van het Comanchebestaan moet men zich echter voornamelijk richten op geschriften uit Nieuw-Spanje. Daaruit blijkt bijvoorbeeld maar al te duidelijk dat we hier van een samenleving kunnen spreken die een stukje ingewikkelder in elkaar steekt dan de geschiedenis geneigd was om ons te leren. Over subculturen kan niet heel concreet worden gesproken omdat daarover te weinig van binnenuit is vastgelegd, maar wat wel meteen goed duidelijk wordt (gemaakt) is dat er ruimte was voor groepen met verschillende identiteiten. Zo wordt vanaf het moment dat ze hun intrede doen in de annalen van de zogenaamde westerse beschaving meteen onderscheid gemaakt tussen een drietal voorname groeperingen: Yamparikas, Jupes en Kotsotekas. Later zijn er bijvoorbeeld ook de Tenewas, die eveneens een aparte benaming verdienen. Verschillen ertussen zijn er op diverse vlakken, maar vooral het feit dat ze alle hun eigen plaats binnen hun leefgebied hadden spreekt tot de verbeelding.
Sowieso was voor iedereen de thuissituatie een belangrijk onderdeel van de identiteit. Bij het dagelijks leven was het vooral noodzaak met directe naasten door een deur te kunnen en het was soms niet meer dan een aangename geruststelling dat bewoners van naburige nederzettingen tot hetzelfde volk behoorden. Het belang van leiderschap werd dan ook met name op lokaal niveau ervaren, waardoor politieke eenheid nooit een streven op zich was. Toch was van nature wel een algemene gemeenschapszin aanwezig die de verschillende nederzettingen met elkaar verbond. Al was een bloedband daarbij allerminst een doorslaggevende factor.
"If a newcomer of Hispanic, Anglo, Caddoan, or any other ethnic descent was willing and able to adopt the proper code of behavior, he or she would be accepted as a member of the community."
Het totale leefgebied van Comanches kon (het best) worden opgedeeld in een oostelijk deel en een westelijk deel, beide met hun eigen uitdagingen en mogelijkheden, allereerst met betrekking tot naties waarvan de burgers hun levens enigszins in hun nabijheid trachtten door te brengen. Vooral de mogelijkheden die ze daarbij zagen vielen mij in positieve zin op. Een hoofdrol is weggelegd voor naburigen uit (Nieuw) Mexico, die op gebied van goederen/handelswaren voor West-Comanchería een hoop te bieden hadden. Binnen de kortste keren hadden die buren het echter zwaar te verduren toen ze op zichzelf waren aangewezen vanwege desinteresse en/of nalatigheid van de landelijke overheid. Bovendien waren ze door het handeldrijven financieel afhankelijk geworden van Comanches.
Er zijn in het boek cultuurkenmerken te bespeuren die honderden jaren na dato en vanuit een ander cultureel gedachtegoed moeilijk te vatten zijn. Zo trokken Comanches er zonder blikken of blozen op uit om te plunderen in gebieden waarbinnen ze ook handeldreven, om even later doodleuk de buit terug te verkopen aan dichtbij wonende landgenoten van de gedupeerden. Als ernaar gevraagd werd bij leiders van de plaatselijke ranchería's wezen zij vervolgens naar volksgenoten waarop ze zogezegd geen invloed konden uitoefenen of veinsden ze onwetendheid over de situatie. Iets anders noemenswaardigs is het gebruik van en de handel in slaven. Niet een praktijk die je direct associeert met Comanches, maar op dat gebied lijken ze geen uitzondering op andere volken en naties van die tijd.
De grenzen van het rijk waren vrij flexibel en werden regelmatig verlegd. Toch was het nooit een streven om degenen die in de weg stonden stuk voor stuk uit te roeien. Uiteraard waren er machtsvertoningen die er geen twijfel over lieten bestaan wat ze zouden kunnen bewerkstelligen, maar meestal was het een kwestie van imponeren en ging het er om dat vijandige volken niet te veel groeiden en zich niet zouden ontwikkelen tot moeilijk bestrijdbare eenheden. Bij expansie was overheersen niet het doel, maar het toe-eigenen van gronden die hen het beste leven te bieden hadden. Dat daarmee andere landen en volken gedwongen werden zich terug te trekken was bijzaak, hoewel landen die andere intenties hadden en grondbezit als groot goed zagen er profijt van konden hebben, zoals onder andere bleek tijdens de Mexicaans-Amerikaanse Oorlog.
"Historians have customarily attributed Mexico's capitulation to the overt material and military superiority of the United States, but they have missed a crucial element: the Native American expansion that paved the way for the Anglo-American one."
Dat de noordelijke grens van Mexico in die jaren langzaam maar zeker wat lager is komen te liggen, is dus grotendeels het gevolg van de uitbreiding van het Comanche Rijk, want hoewel die bij vlagen gemoedelijk konden handeldrijven met de Mexicanen, waren hun plunderpraktijken altijd een doorn in het oog geweest. Bovendien ging met de diverse vredesverdragen die in de loop der jaren zijn gesloten gepaard dat de Comanches geschenken ontvingen om ze in toom te houden en van plunderingen te weerhouden. De economische situatie was in Noord-Mexico echter beroerd (en kon zich niet meten met die van de Comanches), waardoor geschenken soms achterbleven en vrede nooit bijzonder lang duurde.
De militaire en economische welvarendheid van het Comanche Rijk was voor een groot deel te danken aan paarden. Bezit ervan was op zich niet uniek, maar de grote mate waarin zij ze tot hun beschikking hadden bood dankzij hun grote leefgebied een immens voordeel. Niet alleen waren de dieren de meest prijzige handelswaren die ze anderen te bieden hadden, maar ze hadden tegelijkertijd kans zelf paarden uit te zoeken die hen het best konden bedienen. Daarnaast bleek de samenwerking tussen een Comanche en zijn paard haast van nature de perfectie te benaderen en stonden vooraanstaande strijders bekend als de betere paardrijders van het continent.
Met name Oost-Comanchería stond in de hoogtijdagen bekend als een groot handelscentrum, waar tegen die tijd ook veel van de eerste Amerikanen hun handel dreven. Behalve de al aangehaalde slaven en paarden verhandelde men onder andere vuurwapens en bijbehorende munitie, maïs en andere soortgelijke etenswaren, tabak en bizonhuiden. Het mag voor zich spreken dat daarmee heuse welvaart kan worden vergaard en als dat al niet bleek uit bezit, dan wel uit de totale populatie (Hämäläinen schat dat ze in de jaren 1780 met zo'n veertigduizend zielen waren), hoewel die zo nu en dan wel een tik te verduren kreeg. Een nogal nadelige bijvangst van al die contacten met andere volken en naties was immers de overdracht van besmettelijke ziekten. Pokkenepidemieën hebben zodoende meermaals een hoop Comanches het leven gekost.
Comanchería, het zogenaamde leefgebied van de Comanches, had een grote overlap met het leefgebied van de bizons. De jacht vormde een belangrijke reden voor de verhuizingen van de nomaden, die er aangaande hun verblijfplaats ieder jaar een redelijk vaste cyclus op nahielden. Hoewel op een zeker moment door handel vele andere goederen en/of etenswaren voorhanden waren, bleven de bizonkuddes altijd een belangrijke bron voor levensmiddelen. En omdat dat op den duur ook voor buurvolken en -landen begon te gelden, vormde de afnemende bizonpopulatie uiteindelijk een probleem. De banden met andere bevolkingen konden nog zo goed zijn, maar het feit dat het gebied dichtbevolkt was geraakt zou de levens van Comanches onherroepelijk bemoeilijken.
"By monopolizing the river basins for their horses, by slaughtering vast numbers of bison for subsistence and for trade, and by opening their hunting grounds to outsiders, Comanches had critically undercut the viability of the bison population, rendering it vulnerable to ecological reversals. [...] The buffalo was the foundation of their economy and the centerpiece of their cosmology, and the wholesale slaughter shook their existence at its core."
Epidemieën en droogte(s) hadden eveneens direct of indirect een grote impact op de ineenstorting van het rijk, maar de militaire druk die hun oosterburen na de Amerikaanse Burgeroorlog op ze heeft uitgeoefend heeft het proces versneld. Een reservaat dat de Comanches werd toebedeeld begon in trek te raken in tijden dat de eerste levensbehoeften nog nauwelijks op eigen initiatief vielen te vergaren en deze vrij verkrijgbaar waren bij de Amerikaanse overheid, maar groeperingen die nog wel vrijuit hun leven leidden buiten het gebied waarnaar ze waren verwezen, ontkwamen niet aan dreigementen van het Amerikaanse leger. Toch kan worden gesteld dat uitroeiing in letterlijke zin niet de meest prominente oorzaak van de teloorgang was. De auteur stelt, naar aanleiding van een van de laatste grote veldslagen tussen de twee partijen, dat economisch verval daaraan in veel grotere mate ten grondslag lag.
"The body count after the battle of the Palo Duro Canyon revealed only three dead Comanches. But it is precisely that paucity of killing that makes the battle such a poignant symbol of Comanches' collapse, for it underscores the fact that their defeat was not a military but an economic one."
Zo kwam ten slotte een eind aan een lange periode waarin Comanches een bijzonder machtige positie innamen in het zuidelijke deel van de grote vlakten van Noord-Amerika. Maar de manier waarop deze status in dit boek uitgebreid erkent en beschreven wordt mag uniek worden genoemd en het feit dat deze kijk op de werkelijkheid anders lijkt te zijn dan-ie in de afgelopen twee eeuwen is geweest, doet je veronderstellen dat deze erkenning veel te laat komt. Maar beter laat dan nooit, zullen we maar zeggen, want dat ze in de geschiedenis een grotere rol hebben gespeeld dan de ondankbare die ze in populaire media hebben toebedeeld gekregen, lijkt me, zeker naar aanleiding van dit uiterst informatieve boek, nogal een understatement.