In kinderboekenland zijn memoires schaars. Natuurlijk zijn er veel boeken autobiografisch getint - welke boeken trouwens niet? - maar echte jeugdherinneringen kom je nauwelijks tegen. Aan de ene kant vreemd wellicht, want je zou denken dat kinderen zich makkelijk met de kindertijd van de auteur zouden kunnen identificeren, maar anderzijds is het ook zeer logisch, daar jeugdherinneringen vaak met een nostalgische bril geschreven zijn en dikwijls een melancholische ondertoon hebben die niet echt past bij kinderen, omdat de melancholische reflecties meestal pas op latere leeftijd komen.
Nostalgisch zijn de verhalen in
Broere niet. Wel liefdevol, maar nergens rooskleurig. Bart Moeyaert heeft een bijzonder perspectief gevonden: hij schrijft niet uit het kind en niet uit de volwassene, maar hij schrijft als een volwassene die over zijn jeugd schrijft en zich nog perfect kan inleven in zijn jongere ik en met respect op zijn kindertijd reflecteert. Eigenlijk dus gewoon zoals het is.
De verhalen gaan over de zes grote broers (de oudste, de stilste, de echtste, de verste, de liefste, de snelste) en de jongste (en ik). De laatste is de schrijver en de verteller. De titel doet wellicht enigszins vermoeden dat iedere broer een specifieke karaktereigenschap draagt die in de verhalen duidelijk naar voren komt, maar dat is niet het geval.
De jury van de Woutertje Pieterse Prijs die in 2001 dit boek met deze prijs bekroonde, schreef in haar rapport het volgende: "
Omdat geen van de broers in de verhalen een naam heeft, ze zich vaak uniform gedragen en het gezin veilig, hecht, warm en harmonisch oogt, zouden ze gemakkelijk als een amorfe massa kunnen overkomen. Maar nee, steeds is de ene broer net iets vindingrijker, sneller, aardiger, wraakzuchtiger of leidinggevender dan de ander." Dat heeft de jury goed gezien. Het lijkt zo alsof de lezer bij ieder verhaaltje zelf mag weten welke broer dit keer de echtste of de verste is. Eén broer is duidelijk de constante: de jongste, de ik. De jongste valt namelijk enigszins (één keer zelfs enigszins letterlijk) buiten de boot. Hij is de jongste en zijn grote broers behandelen hem ook vaak als zodanig. Dat blijkt uit passages als: "...
maar dat kon ik nog niet weten, daar was ik nog te klein voor, veel te klein eigenlijk, zeiden ze." en "
Tss, deden ze allemaal tegelijk, om me het gevoel te geven dat ik nog veel moest leren, heel veel zelfs, eigenlijk nog alles." Vaak kijken de broers ook op hem neer, en opvallend genoeg, vaak tegelijkertijd letterlijk. Mooie symboliek.
Er zijn echter gelukkig ook een heleboel momenten waarin de broers, zoals het juryrapport, als één opereren. De jury schreef: "
Eén keer zijn ze wel één, maar dan ook nadrukkelijk, en plastisch, op het surrealistische af..." Hierna haalt de jury het verhaal "Het beest" aan, waarin de broers inderdaad echt als één zijn: met zijn allen zijn ze doodsbang voor het beest en deze angst verenigd hen. Gerda van Dendooven die de vignetten bovenaan ieder hoofdstuk verzorgde heeft dit gegeven goed verwerkt door een silhouet te maken met zeven benen en een aantal armen en hoofden. Waarschijnlijk zijn dat de zeven broers, bijeen gekropen van angst, maar het zou ook eventueel 'het Beest' kunnen zijn. De jury lijkt echter over het hoofd te zien dat er nog een verhaal is waarin de broers nadrukkelijk als één worden omschreven, en dat is het verhaal "Eén broer met een lange naam", waarin het Sinterklaasfeest gevierd wordt. Ook als ze als haringen in een ton op de achterbank zitten wanneer ze op vakantie gaan, worden ze bijna één. Ze ademen gezamenlijk in een vast ritme en plakken met hun benen aan elkaar van het zweet.
De gebeurtenissen in de verhalen zijn op zichzelf niet bijzonder. Een enkele keer wordt er kattenkwaad uitgehaald en een andere keer wordt er een reisje met de boot gemaakt, maar in die verhalen ligt de nadruk niet op het avontuur, maar op de onderlinge relaties en de dialogen. Het avontuur zit hem in het gewone: Bart Moeyaert maakt het gewone bijzonder.
Dit is het eerste stuk proza van Bart Moeyaert dat ik van hem lees, en het is mij ontzettend goed bevallen. Zijn schrijfstijl is intelligent, poëtisch, humoristisch en vol rake observaties.
Door het beschrijvende karakter is dit boek dus een vreemde eend in de bijt in kinderboekenland, zoals bijna alle winnaars van de Woutertje Pieterse Prijs vreemde eenden zijn. Je kunt ook de vraag stellen "Is het wel een kinderboek?", maar die vraag vind ik totaal oninteressant. Ik weet niet of kinderen hier iets mee kunnen en het kan me ook eigenlijk helemaal niet zoveel schelen. Ik waardeer het ontzettend.
Dit boek is poëtisch, humoristisch, knus en bovendien voor mij ook erg herkenbaar, want ik ben ook de jongste.