Is er een roman van Maarten ‘t Hart denkbaar zonder autobiografische elementen?
In 'de Vlieger' wordt de lezer meegenomen in het verhaal van vader, grafdelver in Boonersluis en zijn zoon, de naamloze ik-figuur in het boek, waarin we de schrijver herkennen.
De hoofdstukken zijn kort, soms niet meer dan drie bladzijden, en kennen levendige dialogen tussen vader, zoon en de bezoekers aan zijn werkplaats, het graf. Vooral de snedige uitspraken van vader zijn geweldig. Een kerel met het hart op de juiste plaats en Maarten moet veel van hem gehouden hebben. Dat proef je wel. Lastig wordt het als de roomse pastoor vraagt alle graven, meer dan duizend, van de roomse begraafplaats te verplaatsen naar een ander terrein. Dat moet kunnen als hij drie jaar lang iedere avond een graf ruimt en overbrengt, meent de pastoor. ‘Geen sprake van’, zegt de grafdelver, ‘alleen met de dragline wil ik de klus doen.’ Het conflict loopt op en ook de gemeentelijke opzichter wordt erbij betrokken. De spanning stijgt.
Zoon verdiept zich het liefst in boeken en leest elke week een stapel weg. Vanwege zijn leeshonger wordt hij ook lid van de roomse (katholieke) bibliotheek in de Hoogstraat omdat daar De vrouw met de zes slapers van Antoon Coolen te vinden is. Prachtig beschrijft ‘t Hart de huiver waarmee de hoofdpersoon dit afgodische roomse huis binnensluipt om lid te worden. Vader ziet al dat lezen niet zo zitten en probeert zijn zoon wat in de buitenlucht te krijgen. Van pakpapier en twee essenhouten latten wordt in vaders lijkenhuisje een vlieger in elkaar gezet en op het braakliggende terrein van de Sluispolder beproefd.
De vlieger wordt door twee kwajongens losgesneden van de draad en komt in het tuintje terecht bij een zekere Gilkinus van Diepenburch, een man die dolgraag had willen doorleren, maar genoegen moest nemen met een baan in een teergieterij. Voor het raam van zijn afbraakwoning vindt onze hoofdpersoon zijn vlieger terug.
Ginus, zijn vrouw en raadselachtige dochter verhuizen naar een vrijgekomen woning naast de hoofdpersoon en vader en Ginus worden dikke maatjes omdat ze allebei van dammen houden.
Omdat vader wel een maatje kan gebruiken op ‘het graf’, wordt Ginus overgehaald bij de gemeentelijke begraafplaats in dienst te treden, waarvoor hij bijzonder geschikt blijkt te zijn.
Uiteraard is Ginus van dezelfde gereformeerde kerk. En op een kwade zondag wordt hij afgelezen van de kansel. Hij moet zich bekeren van zijn afwijkende uitleg van de verzoeningsleer op straffe van een ban. De niet-geleerde maar doordenkende Ginus sprak tijdens een huisbezoek van de dominee uit dat God ook wel zonder de kruisdood van Jezus vergeven kan en bewees dat met de regel uit het onzevader: 'Vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.’ Heel de Bijbel had hij doorgespit, wat een hele klus was, maar nergens gelezen dat Jezus aan het kruis moest sterven voor de zonden. In hoofdstuk 17 wordt deze opvatting, met tekstbewijzen, uitgebreid beschreven. Mogelijk is dit voor een argeloze, niet-kerkelijke lezer net iets teveel van het goede en haalt het de vaart uit het verhaal. Toch is dit wel de kern van het boek. ‘t Hart is hier bezig een centraal christelijk leerstuk, en niet alleen voor gereformeerden, te ondergraven bij monde van de eenvoudige Ginus.
Het boek kwam uit in 1998. In de jaren waarin het boek speelt, rond 1960, speelde deze kwestie in de kerken nog niet. Maar in 1997 verscheen van de Kamper gereformeerde professor Cees den Heyer een boek over Verzoening met ongeveer hetzelfde betoog als dat van Ginus: God vergeeft ook zonder bloed en kruis, vond den Heyer. Maarten ‘t Hart vlechtte op deze manier een actuele rel binnen de gereformeerde kerken in, in zijn roman. De verontwaardiging dat iemand de kerk uitgezet kon worden vanwege deze opvatting was groot bij de schrijver. Er was, zover de hoofdpersoon wist, eigenlijk maar één zonde waartegen opgetreden werd in de kerk: overspel. Wie daarop werd betrapt kon rekenen op uitsluiting van het Avondmaal.
Een theologisch boek dus? Nee, dat toch niet. Het leest verder als een trein en veel situaties zijn zeer komisch beschreven. Zonder teveel literaire pretenties en moeilijkdoenerij. ‘t Hart is hier goed op dreef.