Ik Voel Dat Heel Fijn Aan - Marten Toonder (1988)
Nederlands
Verhalenbundel
Sociaal
157 pagina's
Eerste druk: De Bezige Bij,
Amsterdam (Nederland)
Het boek bevat de volgende twee verhalen, met tussen haakjes het jaar van eerste publicatie als dagbladstrip: ‘De Opvoedering' (1975) en 'De Aamnaak' (1962). In 'De Opvoedering' maken Heer Ollie en Tom Poes een voettocht aan de rand van de Zwarte Bergen. Er ligt daar een vriendelijk dal, waar de lente eerder aanbreekt dan elders. Het zou dan ook een uitstekende plaats zijn om een familiehotel te beginnen, ware het niet dat allerhande vreemde levensvormen zich daar schuil houden. De twee vrienden zien dan ook grote voetafdrukken op de grond en horen een akelig trompetgeluid. Ze ontdekken een kleine tronkerik, die heer Bommel oppakt. Waker Wammes Waggel komt tevoorschijn en wil niet dat het tronkje wordt opgetild. In het algemeen willen tronken niet dat er aan hun kinderen wordt gezeten. Wammes heeft reeds een mooie diamant als loon ontvangen. Heer Bommel en Tom Poes, met het tronkje onder de arm, gaan terug naar de herberg waar ze vandaan kwamen. Wammes Waggel stopt als waker nu er niets meer te bewaken is, maar kondigt alvast aan dat de tronken vast wel boos zullen worden. In 'De Aamnaak' zit heer Bommel in de storm en de regen van de herfst tevreden thuis. Als bediende Joost hem een verwarmende drank brengt, vraagt hij zich hardop af wat de toekomst zal gaan brengen. Joost vindt de toestand van vandaag al erg genoeg. Op dat moment hoort de kasteelheer een verwarde kreet buiten. Heer Bommel hoort een tweede keer toch wel duidelijk: ‘Aamnaak’, de lokroep van een almanakverkoper. Nog onlangs heeft hij deze boekwerken op zolder teruggevonden. Joost weet dat zijn tante ze placht te kopen. Maar ze zei er wel bij dat het niets voor haar neef was. Heer Bommel wil nu toch weten wat er in staat, al is het onzin. Men heeft een vrije wil en men bepaalt zijn eigen lot als heer zijnde. Maar het is leerzaam om de gedrukte verzinsels te lezen. Joost wordt op zijn fiets naar buiten gestuurd om er één te kopen. Slippend in een plas belandt de bediende op zijn rug in de modder. In die positie wordt hij aangesproken door een almanakverkoper. Joost krijgt als eenvoudig persoon de almanak van het Gouden Meervoud aangeboden, geschreven door de alwijze Al Repus. Joost is erg getroffen door het aardse slijk en hij tekent in op de Eeuwige Almanak van het Gouden Meervoud voor 1000 florijnen per jaar. De almanakverkoper voegt toe: “te betalen één week voor 1 december en één maand cadeau voor degene die voor Kerstmis het nieuwe jaar hebben betaald. En niet tevreden geld terug!” Joost zet zijn eigen handtekening, omdat hij nog genoeg geld heeft opgeslagen in een oude kous. Terwijl Joost nog namijmert over de gebeurtenissen vindt hij lezend over “val brengt aards slijk“ een gouden dukaat in de modder.