Consequent grappig…
Wanneer heb ik voor het laatst zo’n consequent grappige roman gelezen? Ik kan het me werkelijk niet heugen.
‘Lessen in chemie’ vind ik inderdaad geen historische roman
Lalage. Toch, net zoals protagonist Elizabeth Zott schotelt auteur Bonnie Garmus (BG) haar lezers (historische) feiten met een flinke dosis entertainment voor. Dat Elisabeth veelbelovend chemicus is maar zich in haar levensonderhoud voorziet door een kookprogramma te presenteren alsof ze in een laboratorium staat is m.i. origineel en grappig. Net als de gang naar dit podium toe.
Elizabeth kan niet anders dan bepaalde dingen op bepaalde manier doen, in een tijd waar vrouwen weinig rechten hadden. Dat was in Nederland eveneens het geval. In 1952 toen Elizabeth in een wetenschappelijk instituut werkzaam was werden vrouwen in ons land nog als
handelingsonbekwaam gezien. In 1961 waarmee 'Lessen in chemie' begint was in Nederland het arbeidsverbod op gehuwde vrouwen net opgeheven.
Graag meld ik dat mijn 88-jarige buurvrouw me toevallig gisteren nog vertelde dat zij in 1957 als ambtenaar in een gemeentehuis tegen haar zin ontslagen werd omdat ze ging trouwen. In 1961 werkte mijn pas gehuwde en van mij bevallen moeder nog steeds buitenshuis en was daarmee een uitzondering in onze buurt. De verstoffende
Baedeker voor de vrouw in onze salonkast was niet aan haar besteed.
Ik vermoed dat BG niet voor niets haar boek aan haar moeder heeft opgedragen.
Wat me met mijn buurvrouw en moeder in gedachten bijzonder aanspreekt, is de ‘zogenaamde rebelsheid’ van Elisabeth. Ze leidt in haar tijd een alles behalve ‘voorbeeldig’ leven maar is tegelijkertijd door een denkbeeldig programma te presenteren en hóe ze dat doet wel degelijk voorbeeldig. Door de stijl van BG wordt het nergens zwaar. Behalve Elisabeth zijn er meerdere rollen van belang zoals Elisabeths hond Half Zeven. Als je geen dierenvriend bent word je er volgens mij een:
Hij communiceerde met mensen in het hiernamaals. Misschien werkte het. Misschien ook niet. Hij gebruikte dezelfde techniek voor het schepsel dat in Elisabeth groeide. Hallo schepsel seinde hij door, met zijn oor tegen de buik van Elisabeth. Ik ben het Half Zeven. Ik ben de hond. Bij ieder contact stelde hij zichzelf voor. Van zijn eigen lessen wist hij dat herhaling belangrijk was. Het belangrijkst was om de herhaling niet te overdrijven.
Ik denk dat ik de
televisieserie, die al in de maak was voordat het boek verscheen, maar oversla als hij al ergens te streamen is. Al die woordgrapjes… min of meer maffe (uitvergrote) personages, waaronder die intelligente hond zo lelijk als de nacht, een extreem hoogbegaafd kind en vele anderen. Ik hou ervan, ik zie die ‘verbeelding’ liever tijdens het lezen in mijn hoofd dan een verfilming.
4,5*