Astrid Ericsson had een gelukkige jeugd in Kalmar, op het Zweedse platteland. Dat veranderde toen ze op haar achttiende ongewenst zwanger raakte van de hoofdredacteur van de regionale krant. Om aan de schandaalsfeer te ontsnappen verhuisde ze naar Stockholm. Daar werkte ze als secretaresse en trouwde ze met haar werkgever Sture Lindgren.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog hield ze dagboeken bij, die postuum uitgegeven zouden worden. Ze leefde mee met Finland en Noorwegen tijdens de Bezetting, en verbaasde zich erover dat Zweden niet hetzelfde lot onderging. In dezelfde periode begon ze verhaaltjes voor het slapengaan te vertellen aan haar vijfjarige dochter Karin. Uit deze speelse fantasieën kwam Pippi Langkous voort.
Haar eerste boek werd pas gepubliceerd toen ze bijna veertig was. Ze groeide uit tot een van de populairste jeugdauteurs ooit. Ze schreef over ondeugende kinderen die zich niet hielden aan de door volwassenen voorgeschreven regels, die kattenkwaad uithaalden, maar toch een goed hart hadden. Deze verhalen getuigen van een rijke verbeeldingskracht en zin voor humor. Ze roepen nostalgie op naar de onschuld van de kindertijd.
1. Ronja Rövardotter [Ronja de Roversdochter] 5,0*
2. Pippi Långstrump [Pippi Langkous] 4,5*
3. Bröderna Lejonhjärta [De Gebroeders Leeuwenhart]
4. Emil i Lönneberga [Michiel van de Hazelhoeve] 4,0*
5. Lotta på Bråkmakargatan [Lotta uit de Kabaalstraat]
6. Mästerdetektiven Blomkvist [Superdetective Blomkwist]
7. Krigsdagböcker 1939-1945 [Oorlogsdagboeken 1939-1945]
8. Alla Vi Barn i Bullerbyn [Wij uit Bolderburen] 3,5*
9. Lillebror och Karlsson på Taket [Karlsson van het Dak]
10. Vi på Saltkråkan [Samen op het Eiland Zeekraai]