Dit was de introductie van mijn recensie van 'The Childhood of Jesus' (2013) Verwijderd, want teveel uitweidingen over niet gerelateerde werken, maar ik plaats het hier voor de liefhebber. Weggooien is óók weer zo zonde.
'Het meesterlijke aan Coetzee is het kameleontische aanpassingsvermogen van zijn stijl aan de verhalen die hij vertelt. Een luguber kafkaësk sprookje als Een ‘Waiting for the Barbarians’ (1980) staat me bij om de schitterende sfeerbeschrijvingen van troosteloze woestijnlandschappen, die even nietsontziend en hard zijn als de gecorrumpeerde personages die erin rondlopen. Zet daar het barokke, overdadige van ‘Foe’ (1986) tegenover als hommage en kritiek op het racistische, seksistische mensbeeld van Daniel Defoe in Robinson Crusoe. Ideeën worden uiteengezet in lange meanderende zinnen, met een eigen poëtische logica van associaties, paradoxen, wisselende perspectieven en abstracte beelden. Allerminst eenduidig of helder; de taal zelf vervreemdt de lezer.
Hoe anders voelen z’n (anti-) autobiografieën als ‘Boyhood: Scenes from Provincial Life’ (1997) en ‘Youth’ (2002). Die twee werken voelen persoonlijk, intiem en authentiek, zoals je zou verwachten van de inmiddels gelauwerde auteur die op zichzelf en zijn ontstaansgeschiedenis reflecteert. Toch zijn beide werken minder rechtlijnig dan ze lijken. Of hij volgt getrouw de clichés en narratieve strategieën van elke andere nostalgische mijmering naar de vergane jeugdglorie. Of hij reflecteert op zijn eigen verwording door genadeloos hard te zijn over zijn jongere zelf als niet meer of minder dan een saaie grijze muis. Leren we de beste man écht kennen? Of houdt hij ons een wortel voor, waarmee hij vakkundig een fictief persona construeert om ons verder van zijn werkelijke persoon te vervreemden?
En dan is er ‘Disgrace’ (1999). Als er één boek is waarmee de zeggingskracht van Coetzee duidelijk wordt voor liefhebbers én haters, dan is het wel de iets meer dan tweehonderd pagina’s lange tirade tegen het onrecht van de Apartheid. De metaforen laten weinig aan de verbeelding over; ze zijn klip en klaar, glashelder. Impliciet verwijst de Zuid-Afrikaan wellicht naar ‘Der Process’ (1925) van Franz Kafka, maar het leest en voelt tot in zijn diepste vezels als een realistische roman om de schaamte over het systeem van rassenongelijkheid erin te rammen. Het is de Coetzee zoals ik hem het liefste lees: misantroop, rauw, compromisloos, kaal tot op het bot.