Van de drie grote Attische tragediedichters wordt Euripides wel de realist genoemd omdat hij psychologische diepte aan zijn personages geeft en daarbij ook hun zwakheden naar voren brengt (Sophocles: “Ik stel de mens voor zoals hij zou moeten zijn, Euripides stelt de mens voor zoals hij is.”). Daarbij was hij ook realistisch in de zin dat de personages hun noodlot te wijten hebben aan hun karakter en passies in plaats van aan de goden. Dit realisme dat ook naar atheïsme neigde (hij was een leerling van de filosoof Anaxagoras die van goddeloosheid was beschuldigd en een vriend van Socrates die hetzelfde lot deelde) maakte hem controversieel in zijn eigen tijd en omdat hij vooral vrouwen uitbeeldde op deze realistische manier werd hem ook vrouwenhaat verweten, bv. door de komediedichter Aristophanes. Hij sloot zich ook nog aan bij de vredespartij tijdens de Peloponnesische oorlog – zijn werken zijn vaak ook een aanklacht tegen de oorlog (en zijn opvallend wrede en pessimistische tragedies reflecteren de chaos en verval die de Atheense samenleving onderging als gevolg van een lange oorlog met Sparta) – waardoor hij van gebrek aan patriottisme werd beschuldigd. Net als Anaxagoras zou hij in vrijwillige ballingschap gaan.